In 1817 schreef de beroemde econoom David Ricardo zijn bekendste boek "Principles of Political Economics and Taxation" waarin hij onder meer de theorie van comparatieve (vergelijkend) voordeel beschreef. Hierin legt hij uit dat zelfs als een land alles efficienter zou kunnen produceren, het land zou profiteren om alleen datgene te maken waar dat land het allerbeste in is en de rest met andere landen te verhandelen. Deze theorie over internationale handel schreef hij in een tijd dat er hele andere verhoudingen waren in de wereld. zo legde hij zijn theorie uit aan de hand van een voorbeeld over Engeland en Portugal die respectievelijk doek en wijn produceerden.Tegenwoordig is de wereld een stuk kleiner geworden en is deze theorie herschreven door Hecksher en Ohlin die zeggen 'een kapitaalrijk land zal kapitaalintensieve goederen exporteren en een arbeidsrijk land zal arbeidsintensieve goederen exporteren.' Als er nu handel komt tussen dit soort landen zullen er twee dingen gebeuren:
- winstgedreven bedrijven zullen hun arbeidsintensieve productie verhuizen naar het arbeidsrijke land.
- winstgedreven bedrijven zullen hun producten afzetten in de markt waar een hogere prijs wordt betaald voor het product.
Een arbeidsrijk land noemen wij ook wel een 'lagelonenland'en dat is natuurlijk een land waar de lonen significant lager zijn dan in Nederland. Je vraagt je dan af wat is significant lager en wanneer is het de moeite waard om je productie naar zo'n land te verhuizen. Om een beetje een idee te krijgen van de arbeidskosten die je hebt, bekijken we hoeveel het kost om een metaalbewerker aan het werk te zetten in de volgende landen:
Nederland € 25,-
Zuid-Duitsland - 16,-
Brazilie - 4,-
China - 1,- (dit is afgerond naar boven)
